Nummer 9 in het Achterhuis
Het Anne Frankhuis in Amsterdam valt niet meer weg te denken. Dagelijks staan er rijen mensen voor de deur om een kijkje te nemen waar Anne Frank en nog 7 anderen ruim 2 jaar voor Nazi-Duitsland ondergedoken hebben gezeten.
Lieve Kitty… schreef Anne in juli 1942 in haar dagboek… Onderduiken… waar zouden we gaan onderduiken… in de stad, op het land, in een huis… in een hut… Wanneer, hoe en waar?
Het werd het achterhuis van Opekta, een bedrijf van jambereiding. Haar vader Otto Frank was directeur van deze zaak.
Toen de verordening in oktober 1940 van kracht kwam, dat het voor Joden verboden werd een eigen bedrijf te leiden, besloot Otto Frank onder te duiken en wel in juli 1942 op Prinsengracht 263 in het Achterhuis. Hij vroeg zijn personeel om als helpers op te treden met de aantekening dat het een enorme druk en spanning zou geven op hun werk, maar ook op hun persoonlijk leven. Allen stemden unaniem in!
Een van de helpers van de onderduikers was Bep Voskuijl. Zij kwam als 18 jarige in 1937 in dienst bij Otto Frank als administratieve kracht. Bep groeide op in een groot gezin…
zij had 6 zusters en 1 broer. Voor Bep was het een grote steun, dat haar vader Johan Voskuijl magazijnmeester was bij Opekta, daardoor stond Bep niet alleen in deze zware opdracht. En het was Johan die de draaibare boekenkast heeft gemaakt die toegang gaf tot het Achterhuis.
Omdat er thuis vaak niet genoeg te eten was, at Bep regelmatig mee in het Achterhuis.
Anne schrijft in haar dagboek “Bep heeft een gezonde eetlust, laat niets staan, is niet kieskeurig. Met alles kan men haar plezieren…” Er ontstond een hechte vriendschap tussen deze twee, Anne kon bij Bep haar verhaal kwijt.